2012 Elections (6): Hope & Change, the sequel

30-12-2010 10:00

Op 2 november werden de zogenaamde midterm elections gehouden in Amerika. De Republikeinen wonnen fors, en daarmee heeft het politieke landschap opnieuw vorm gekregen. Het slagveld voor de presidentsverkiezingen van 2012 begint zich dus af te tekenen. Daarom besteedt De Jaap zeven donderdagen lang aandacht aan de voorspelling wie op 6 november 2012, na een heftige verkiezingsstrijd, een uitzinnige menigte mag toespreken als President-elect. Vandaag in deel 6, de voorspelling: Hope & Change, the sequel.

Inmiddels loopt deze serie op haar eind. Vorige week legden we uit hoe Palin, na de nominatie, het uiteindelijke presidentschap naar zich toe kan trekken. Zijn Obama’s kansen voor 2012 dan verkeken? Wij denken van niet. Al eerder hebben we betoogd dat het met die zogenaamde impopulariteit van de 44ste president van de Verenigde Staten wel meevalt. Dat wil echter niet zeggen dat er niets hoeft te gebeuren. Het is allereerst de vraag of de Democratische afgevaardigde voor de presidentiële race Barack Hussein Obama zal gaan heten. Hoewel dit onvermijdelijk lijkt, is het niet ondenkbaar dat een andere kandidaat er met de nominatie vandoor gaat. Dit gebeurde bijvoorbeeld in 1968, toen Lyndon B. Johnson, binnen zijn eigen partij fel bekritiseerd over de oorlog in Vietnam, tijdens de voorverkiezingen werd uitgedaagd door onder andere Eugene McCarthy. Hij verliet de race voortijdig, waarna vice-president Hubert Humphrey de uiteindelijke kandidaat zou worden, overigens zonder aan een enkele voorverkiezing mee te doen. Richard Nixon werd president.

Team Obama
Dat zoiets Barack Obama zal gaan overkomen lijkt uitgesloten. Binnen het Democratische kamp klinkt zo nu en dan gemor, maar de president is alles behalve omstreden. De kans dat Obama hetzelfde overkomt als Johnson is dan ook nihil, maar dat is geen garantie voor een herverkiezing in 2012. Om daarin te slagen zal Team Obama een aantal zaken op orde moeten krijgen. Het belangrijkste doel van zijn topadviseurs uit 2008, David Plouffe, David Axelrod en Robert Gibbs, is het herstellen van Obama’s imago als politicus die het eeuwige gekibbel in Washington overstijgt. Terugkijkend op de afgelopen twee jaar waarin Obama bittere twisten uitvocht om zijn hervormingsagenda gerealiseerd te krijgen, zal dat nog niet meevallen. Er is echter geen reden om op voorhand te wanhopen. Als Obama in 2012 opnieuw gekozen wil worden zal hij werk moeten maken van zijn vermogen om Amerikanen te ontroeren met een meeslepende politieke boodschap, soortgelijk aan de boodschap die hem in 2008 aan de Democratische nominatie en het presidentschap hielpen.

Nieuwe hoop
In 2008 kozen Amerikanen de kandidaat die een nieuw politiek klimaat beloofde. Na acht jaar Bush, vertegenwoordigde Obama veel meer dan alleen zichzelf. Hij vertegenwoordigde een beweging die brak met de ‘oude’ politiek, hoopte op een nieuw tijdperk van partij-overstijgende samenwerking tussen Democraten en Republikeinen en die het Amerikaanse politieke strijdtoneel haar elan terug zou geven.Precies die beweging, dit gevoel dat de campagne van Obama wist op te roepen, zorgde ervoor dat de relatief onbekende, onervaren en jonge senator uit Chicago, een oude rot als Hillary Clinton kon verslaan. Vervolgens bleef hij tegen McCain overeind ondanks oprispingen, zoals bijvoorbeeld rondom Jeremiah Wright’s befaamde woorden “God DAMN America!”

De teleurstelling bij veel Amerikanen over de bittere politieke twisten waarin Obama sindsdien verzeild raakte, is dan ook niet verbazend. Een nieuwe fase in zijn presidentschap lijkt echter aangebroken te zijn. Het is Obama gelukt om op het gebied van de Bush tax cust in het nieuwe politieke landschap een zege te boeken. Hij sloot een deal met de Republikeinen, waar bij nader inzien veel conservatieven meer kwaad dan goed in zagen, en wist daardoor eindelijk Don’t Ask, Don’t Tell, de befaamde wet die openlijke homoseksualiteit in het leger verbood, af te schaffen. Hij weet zowel de Democraten als de Republikeinen in de publieke perceptie op afstand te houden, terwijl zijn tegenstanders vooral reactief zijn en zurig echte samenwerking lijken te weigeren. Dat contrast maakt Obama de staatsman en dat imago zal hij willen koesteren in aanloop naar 2012, om zo weer de kandidaat van verandering te kunnen worden.

Hopey, changey
Reactief en zurig zijn ook goede termen om Sarah Palin, waarschijnlijk Obama’s tegenstander in 2012, te omschrijven. “So how’s that hopey, changey thing workin’ for ya?” vroeg zij zich af tijdens een national congres van de Tea Party Movement (TPM). Palin heeft niet zoveel met het verhaal van hoop en verandering. Haar politieke gedachtegoed wordt vooral gedefinieerd door waar ze tegen is, in plaats van waar ze voor is. Dat patroon past in het grotere plaatje van haar politieke ideologie. Voor Obama is dat geen onwelkome zekerheid. Hij is de kandidaat van het anti-gekibbel, en hoe meer Palin zal happen, hoe meer Obama bij zijn eigen boodschap van bipartisanship kan blijven.

Daarnaast rekent hij op de positieve effecten die hervormingen in de financiële sector en de gezondheidszorg zullen opleveren voor veel Amerikanen. Sarah Palins verzet tegen deze hervormingen en haar voortdurende gehamer op de bewering dat Obama’s regering ongrondwettelijk zou handelen, is koren op de molen voor Team Obama. Door Palin weg te zetten als voorbeeld van het oude Washington dat Amerika in 2008 achterliet, kan hij het imago van de, nog altijd frisse, buitenstaander in het politieke wereldje vasthouden.

Dark arts of negative campaigning
Zoals reeds eerder is uitgelegd, kan Sarah Palin een helder belang hebben bij een valse en gemene campagne. Obama wil zich, vanwege zijn imago als bipartisan president, distantieren van de vuile politiek die veel presidentiële campagnes eigen zijn. De medaille van het moddergooien heeft echter meer kanten. Uit het boek Game Change, van John Heilemann en Mark Halperin, blijkt dat ook Team Obama de beproefde methodes meer dan uitstekend beheerst. Plouffe, Axelrod en Gibbs, zijn meesters van het spel en de auteurs van het boek noemen Axelrod “master of the dark arts of negative campaigning”. Hoewel de meeste mensen Obama niet associëren met de lage trucs die de Amerikaanse politiek bekend maakten, komt uit de gesprekken met betrokkenen van zijn campagne een radicaal ander beeld naar voren. Achter de schermen is ook Team Obama een geöliede machine op oorlogssterkte, die maar één doel heeft: winnen. Daarvoor werden tegen zowel Clinton als McCain alle registers opengetrokken, negatief of niet. Negative campaigning, kortom, kan voor en achter de schermen, en met name in dat laatste zijn Obama’s belangrijkste adviseurs erg bedreven.

Palin en het midden
De meest gehoorde reactie als de naam Sarah Palin in Nederland valt, is dat Amerika toch niet zo dom zal zijn om op die gek te stemmen. Vorige week legden we al uit dat Palin echter niet zozeer het gematigde electoraat zal proberen te overtuigen om op haar te stemmen, alswel om niet op Obama te stemmen. Hoewel die tactiek kan werken, worden Amerikaanse verkiezingen gewonnen in het politieke midden. Palin heeft veel steun in de meer ideologisch gedreven takken van de Grand Old Party, maar bij het gehele electoraat ligt ze veel minder goed.

Obama heeft ook problemen in de peilingen, maar scoort wel een stuk beter dan Palin en veel andere Republikeinen. Toch moet hij werk maken van het terugwinnen van zijn trouwste achterban. Het waren de etnische minderheden, de African Americans en de jonge stemmers, vaak studenten, die Obama in 2008 aan de overwinning hielpen. Een van de adviseurs van Hillary Clinton noemde hen “facebook”, vanwege het hoge aantal jonge gezichten. Het zijn echter juist die activistisch ingestelde first time voters, die Obama’s overwinning mogelijk hebben gemaakt. Bij zijn zwarte achterban zit het wel goed, maar hij zal zijn best moeten doen om de jonge stemmers weer te activeren. Obama’s peilingen onder jonge kiezers zijn weliswaar nog altijd beter dan zijn gemiddelde scores, maar ze zijn slechter dan ze zijn geweest.

Volkstelling
In het vorige deel van deze serie kwam het begrip Gerrymandering al aanbod. Elke tien jaar moet de politieke kaart van Amerika hertekend worden, op basis van nieuwe gegevens omtrent bevolkingsaantallen. In 2010 is zo’n volkstelling, census, uitgevoerd en het lijkt er op dat vooral enkele traditionele red states aan invloed gewonnen hebben. Uitgesproken blue states als New York en Pennsylvania verliezen bij de uitkomst van een nieuwe census al dertig jaar steevast aan invloed. In eerste instantie lijkt dat niet in het voordeel van Obama te werken. Toch kan dit wel eens heel anders uitpakken. De groei van traditionele red states als Arizona en Texas komt vooral voort uit de groei van de Latino-bevolking in die beide staten. Juist dat deel van het electoraat stemt overwegend Democratisch, wat betekent dat deze staten misschien wel relevanter zijn geworden, maar ook minder overtuigd Republikeins.

Bij de herverkiezing van Clinton stemde Arizona tegen de verwachtingen in al eens Democratisch. Het is niet onwaarschijnlijk dat dit nogmaals gebeurt. McCain komt uit Arizona, maar raakte daar in 2008 op een gegeven moment terrein kwijt, waardoor The New York Times de status van Arizona veranderde van solid Republican naar leaning Republican. Ook vaste swing states als Florida en Nevada, waar de GOP het in 2008 niet briljant heeft gedaan, winnen dankzij de 2010 census aan invloed. Daardoor kan juist Obama er in slagen de vruchten van deze volkstelling te plukken.

Gezien de onzekerheden in het Republikeinse kamp, de vaardigheden van Obama’s campagneteam, de electorale verschuivingen en de gemeeschappelijke wens voor een nieuw politiek elan, ziet het er goed uit voor de zittende president. Wij denken dat Barack Hussein Obama in 2012 opnieuw het vertrouwen zal krijgen van de Amerikanen. Een rimpelloze zegetocht zal het niet worden, maar een uitdager van formaat staat simpelweg niet klaar om het Obama echt moeilijk te maken.

(Hier staat het overzicht van de hele serie)

Adriaan Andringa is redacteur van DeJaap. Thijs Kleinpaste is D66-deelraadslid Amsterdam Centrum. Beide werken als politiek adviseur en zijn verslaafd aan Amerikaanse verkiezingen.