Cult

Filmrecensie: The King’s Speech

03-02-2011 12:00

Albert Frederick Arthur George, His Royal Highness the Duke of York, heeft een splaakgebleb. En dat is lastig, want Albert Frederick Arthur George, His Royal Highness the Duke of York (hierna: Bertie) heeft een oudere broer die liever vrouwen doet dan landen regeert en daarom vriendelijk voor de kroon van vader George V bedankt. Hetgeen Bertie op termijn effectief doch bijzonder ongewenst tot King George VI zal maken. Een koning van het destijds immense Britse Rijk ten tijde van de opkomst van radiotechnologie, die zijn volk niet coherent toe kan spreken, heeft een probleem als dat volk van haar leiders niet langer door scherpe schrijvers geschreven geschriften wenst, maar vloeiend gesproken radiotoespraken eist. Terwijl het land ook nog eens op voet van oorlog staat met een natie die een aantal decennia eerder al voor zoveel ellende zorgde. Bertie, jongen, er zijn er om minder gek geworden.

Tom Hooper is goed bezig. De veertig nog niet bereikt, of als regisseur al stukken succesvoller dan de meeste ooit zullen worden. Waar HBO series Elizabeth I en John Adams en hun acteurs overladen werden met Emmy’s en Golden Globes, is het bij de Academy Awards deze maand de beurt aan zijn twaalfvoudig genomineerde The King’s Speech om het echte goud binnen te slepen. In tegenstelling tot menig overgewaardeerd kostuumdrama zijn het daarbij voornamelijk de waardevolle categorieën waarin het verhaal rond koning George VI meespeelt in de Oscarloterij: beste film, regisseur, hoofdrol, bijrol(len), script, muziek, cinematografie, montage, en nog een drietal anderen – waaronder beste kostuums.

Never change a winning formula, moet de Britse filmmaker daarbij gedacht hebben. John Adams richt zich op de eerste vijftig jaar van de Verenigde Staten, en Elizabeth I verhaalt over een belangrijke periode in de geschiedenis van het Britse koningshuis. Historische verwikkelingen rond ’s lands bestuur, lokaal en monarchistisch of wat verder weg en wat federaler, lijken Hooper daarmee op het lijf geschreven. Ook qua castingkeuzes blijkt hij daarin redelijk feilloos. Helen Mirren en Jeremy Irons als Engels koningskoppel. Paul Giamatti en Laura Linney als President en First Lady. En nu Colin Firth als King George VI en (een onkarakteristiek warme) Helena Bonham Carter als Elizabeth, de future Queen Mum. Bijgestaan door onder meer Geoffrey Rush, Timothy Spall, Guy Pearce en Michael Gambon. Het kan bij aanvang eigenlijk al niet meer op. Maar genoeg ingeleid en opgesomd.

Historisch document
The King’s Speech is in potentie een groots, historisch beelddocument over het Britse koninkrijk aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, dat zich in de praktijk ontwikkelt als een kleinschalige en mateloos indrukwekkende karakterstudie rond een bijzondere vriendschap tussen het onzekere staatshoofd van een evenzo onzekere natie en de man die hem zijn stem gaf – een geïnspireerde en ongetwijfeld op het vertrouwen in de twee getalenteerde acteurs geënte keuze, die zich onberispelijk uitbetaalt lang voordat de geëmotioneerde slotwoorden van een met herwonnen zelfvertrouwen gesterkte koning aan zijn ongeruste volk op die historische dag dat Engeland het Duitsland van Hitler de oorlog verklaarde tot de laatste stottervrije zin zijn uitgesproken.

Een film opgebouwd naar een dergelijke onvermijdelijke (want historisch tot aan woordkeuze accurate) slottoespraak wordt gemakkelijk langdradig en voorspelbaar, ook als dat slot door de woorden van Firth, de begeleiding van Rush en de meeslepende score van Alexandre Desplat haast tranentrekkend krachtig is. Maar het is niet die imponerende bestemming van een tweetal dat zich door een wederzijdse vriendschap zichtbaar ontwikkelt – het is de weg er naar toe.

Vrouwen bestijgen
De film begint die route met een toespraak van een nog jonge Bertie, waarin de fysiek pijnlijke verlegenheid, versprekingen en verhapselingen een hoofdrol spelen. Een toespraak gegeven in een vol Wembley, terwijl vader George V (een natuurlijk statige Gambon) nog stevig op de troon zit en oudere broer Edward (Pearce in zichtbaar geanimeerde ‘rommelen-met-accenten’ modus) nog niets van zijn credo ‘bestijg vrouwen, geen tronen’ heeft laten doorschemeren. Met andere woorden, Bertie slaagt er ook in een periode waarin hij verwacht nooit aanspraak te hoeven maken op het koningsschap niet in om een behoorlijke toespraak te geven. Het laat zich raden in hoeverre de spanning van die ongeplande toekomstige kroning zijn zelfvertrouwen verder aantast.

Enter Lionel Logue (Rush), de zelfbenoemd logopediespecialist – een woordbreker op zich – die is aangesteld om de aanstaande vorst van zijn stotteren en de daaruit voortvloeiende angst voor spreken in het openbaar af te helpen, en die geleidelijk een hechte vriendschap met zijn future king ontwikkelt. The King’s Speech leunt zwaar op die vriendschap, en met reden. De twee gelauwerde acteurs nemen vrijwel direct bezit van het scherm met een chemie die bijna tastbaar is – alsof je vanaf de eerste rij naar een toneelstuk kijkt. De typische Britse humor in het script van Londenaar David Seidler – die stotterde in zijn jeugd, en daarom opkeek naar historisch figuur George VI – vindt in de handen van Firth en Rush een dankbare ontvangst.

Hot air
Lionel, als Australisch colonial in Londen niet heel ontvankelijk voor het Britse koningshuis, noemt Bertie van meet af aan Bertie en duldt geen klassenverschillen in zijn praktijk, maar durft tegelijkertijd niet tegen zijn vrouw te zeggen dat the Duke of York één van zijn patiënten is – uit eerbied voor zijn monarch. Ondertussen heeft Bertie aanvankelijk moeite verbinding te maken met deze ‘gewone’ man. Niet omdat hij vindt dat hij de belangrijkere van de twee is, of omdat hij zich boven hem verheven moet voelen, maar gewoon omdat hij het niet gewend is.

De beste scènes zijn dan voornamelijk te vinden in het subtiele samenspel van deze twee mannen. Als Lionel tijdens één van de eerste sessies de vraag ‘You do have control over your own mouth, don’t you?’ stelt, is de reactie gespeeld verbaasd: ‘it’s obvious you’ve never met a member of the royal family before.’ Verbale sparring die twee kanten op werkt: op het antwoord van Bertie op de vraag wat hij voelt tijdens een trainingsoefening van zijn middenrif – ‘hot air’ – reageert Lionel knipogend met ‘isn’t that what public speaking is all about?’ Ook als die wisselwerking wat kolderieker wordt, en Bertie gedurende de lessen overstapt op zang en grof taalgebruik omdat het stotteren bij dergelijke uitingen weg blijkt te vallen, slagen de twee karakteracteurs er op een sprekend Engelse wijze in geloofwaardig en respectabel te blijven – terwijl het gemakkelijk flauw en onnozel had kunnen worden. Hun haast aanstekelijke enthousiasme dragen ze echter wel over, waardoor je het gevoel krijgt naast ze op het podium te staan.

Vervolgspeeches
Het is dan ook in die interactie waar de film uiteindelijk vooral floreert. En het zijn de twee toneelspelers die ervoor zorgen dat de rit naar de koninklijke climax zo uitbetaalt. Geoffrey Rush in de eerste plaats, omdat zijn Lionel de onnavolgbare kracht is achter de voortgang van de spraak van de koning – niet onwaarschijnlijk de reden dat Hooper hem het laatste frame geeft, als de koning op de achtergrond op het balkon van Buckingham Palace staat om zijn volk te begroeten. De man op dat balkon, dankbaar zwaaiend naar duizenden van zijn luisteraars, is echter het hart van de film, en aan de invulling van Colin Firth klopt alles. Zijn George ‘Bertie’ VI is vanaf de eerste frames van Hooper’s staatsieportret een veel sprekender karakter dan een oppervlakkige beperking zoals een spraakgebrek kon verbergen, en zijn rit vanaf het sjofele publieke optreden in de openingsscène naar de imposante leider die zijn koning geworden is, is een tour de force van niveau. Het is bijzonder passend dat de uiteindelijke bestemming van de weg die hij met Rush aflegt die historische toespraak van 3 september 1939 is – The King’s Speech gaat hem nog vele vervolgspeeches opleveren, maar de krachtigste heeft hij alvast kunnen geven zonder dat het orkest achter de gordijnen hem na een paar minuten plichtmatig van het podium toetert, strijkt en liftmuziekt.