Crisis resultaat van gangbang tussen socialisme en neoconservatisme

16-02-2011 09:00

“De crisis komt van rechts”, klonk het na de eerste wereldwijde financiële en economische crisis van het nieuwe millennium. “Te kort door de bocht”, zeiden critici als Thomas Woods en James Rogers Jr. Kern van hun argument is volgens Wijnberg (2010) dat de crisis weliswaar werd veroorzaakt door de financiële sector, maar het was overheidsbemoeienis die de natuurlijk zuiverende werking van ‘de markt’ verstoorde. Het gaat echter veel verder dan dit. De afgelopen en de volgende crisis zijn de oorzaak van een al decennia durende gangbang van de economie door zowel links (socialisme) als rechts (neo-conservatisme).

Kleine spelers
De uitspraak “de crisis komt van rechts” houdt verband met de grootschalige privatiseringen in de jaren ’80 en ’90 en de grotere vrijheid voor de financiële markten, met in het achterhoofd de gedachte dat een vrije markt zichzelf reguleert en daarom weinig ´overheid´ nodig heeft. Wat vergeten wordt is dat een dergelijke ´zichzelf regulerende´ markt twee belangrijke karakteristieken moet hebben. Ten eerste moet deze markt voornamelijk bestaan uit kleine tot middelgrote spelers die een heftige onderlinge concurrentie ondervinden. Ten tweede moet er een overheid zijn die deze markt reguleert en erop toeziet dat de spelers eerlijk spelen. Van dergelijke markten is om verschillende redenen in veel gevallen geen sprake.

Neem banken. Thomas Jefferson (1815) zei hierover “they are more dangerous than standing armies … in issuing power and money”. Vooral de toevoeging “issuing power and money” is hier belangrijk. Door de grootte van banken en de hoeveelheid geld (= macht)die zij tot hun beschikking hebben, is er om twee redenen geen sprake van een vrije markt. De spelers zijn te groot en hebben daardoor te veel macht om nieuwe spelers tegen te houden en in het algemeen om onderling afspraken te maken met het doel de markt te beheersen en te controleren. Verder hebben de banken door hun grootte voldoende macht om de overheid te beïnvloeden, een overheid die wordt geacht een neutrale toezichthoudende partij te zijn. Wat voor banken geldt kan ook gelden voor multinationals.

Publiek vs privaat
‘De socialist’ zal hier een grote overheid tegenover willen zetten. De communist zal de banken en multinationals zelfs willen nationaliseren. Lood om oud ijzer! Er verandert niets, of de (te) grote machtconcentraties nou in de publieke sector of in de private sector liggen. Ze leiden beiden tot excessen. Probleem is juist dat onze economie en maatschappij te veel worden gedomineerd door grote machtsconcentraties die zowel van publieke als van private signatuur zijn.

Het onderscheid tussen privaat en publiek is de afgelopen decennia zelfs door elkaar gaan lopen waardoor een situatie ontstaat met het slechtste van beide werelden: weinig transparante markten, weinig concurrentie, weinig overheidscontrole en veel regeldruk. Met, gechargeerd gezegd, de grote machtigen aan één kant en de kleine machtelozen aan de andere kant.

Stimulering
De overheid groter maken is daarom geen oplossing. Grotere concentraties leiden op termijn naar een stagnerende economie en mogelijk zelfs tot periodes van stagflatie (Jacobs, 1969). Een gezonde economie is gericht op kleinschaligheid, zowel in publieke als in de private sector. Een ‘aanbodkant economie’ waarbij productie van goederen en diensten wordt gestimuleerd met het oog op de export (Smith, 1776).

De overheid richt zich op de stimulering van midden- en kleinbedrijf. Tegelijkertijd weert het de invloed van grote bedrijven door de lasten voor deze bedrijven te verhogen. Hiervoor is een kleine overzichtelijke, en vooral effectieve en onafhankelijke overheid belangrijk.