ThePostOnline

Cultuur kan zich geen snobisme permitteren

19-08-2012 13:08

Als we Mathieu Weggeman moeten geloven, vervalt Nederland binnenkort tot de barbarij. Domheid tiert welig, en onfatsoen is alomtegenwoordig. Als we niets doen, zal het niet lang meer duren of dat kleine beetje beschaving dat nog resteert, zal weggespoeld worden door die verderfelijke tsunami van vrolijke ongemanierdheid en zelfbewuste onwetendheid die ons land teistert. Daarom, betoogt Weggeman (VK, zaterdag, niet online klik), moet er meer cultuureducatie komen, en moeten we meer reflecteren op kunstuitingen, want dit vermindert de ‘behoefte’ aan onfatsoenlijk gedrag: er zitten, zo luidt het argument, immers maar weinig violisten, dichters en beeldhouwers in de cel.

Bizar
Het is een bizar betoog, en het elitaire, cultuurpessimistische dédain waarmee Weggeman over zijn landgenoten spreekt is ronduit schokkend: dit is dus iemand die via de Raad voor Cultuur onze regering moet voorzien van adviezen over cultuurbeleid. De man is werkelijk volledig losgezongen van de samenleving.

In feite zegt hij: ‘het volk is dom en onbeschoft, maar als we het nou van jongs af helemaal volstouwen met hoge cultuur, zal het vanzelf weer het juiste, verlichte pad kiezen en zich voegen naar hoe wij, de welopgeleide culturele elite, het bedacht hebben’. Hoe paternalistisch en betuttelend wilde u het hebben?

Cultuur, Ja!
Nu ben ik een groot voorstander van aandacht voor kunst en cultuur in het onderwijs, en van goede en toegankelijke voorzieningen. Wat mij betreft zijn onze musea vanaf 1 januari gratis toegankelijk, en wat mij betreft beginnen we op de basisschool met het reflecteren op visuele kunst, en lezen we poëzie op het VMBO.

Cultuuruitingen kunnen het leven van mensen verrijken, en je hoeft beslist niet naar de universiteit om je wereld te kunnen verbreden door te kijken naar een schilderij of te luisteren naar een orkest. Cultuurconsumptie is prachtig, en is ook best wat belastingcenten waard. Dat is het punt niet.

Nederland is veranderd
Het punt is ook niet dat we alle stormachtige maatschappelijke ontwikkelingen van het laatste decennium nou per se moeten omarmen en toejuichen. Ja, de sfeer in publieke debatten is een stuk ongeremder en agressiever dan in de jaren negentig, en ja, dat mag ook wat ondergetekende betreft best wel eens een beetje minder opgefokt en karikaturaal.

Nee, dwangmatig de grenzen van het toelaatbare opzoeken leidt niet noodzakelijkerwijs tot betere grappen of betere TV (doch soms wel). Het publieke klimaat in Nederland is veranderd, de afgelopen jaren, en het is er beslist niet in alle opzichten aangenamer op geworden (Ik geloof overigens niet dat we dommer of onfatsoenlijker geworden zijn dan we eerder waren: het beeld dat tot ons komt is veranderd, niet zozeer de mensen zelf).

De mist in
Waar Weggeman echter totaal de mist in gaat is in de veronderstelling dat we maatschappijbreed verstand en fatsoen zouden moeten kweken door mensen maar onder te dompelen in cultuur. Het probleem is tweeledig.

Ten eerste werkt Weggeman’s medicijn helemaal niet. Het idee dat het publiek voor ‘ordinaire’ TV-programma’s als Oh Oh Cherso en Spuiten en Slikken als sneeuw voor de zon zou verdwijnen als we allemaal maar William Blake uit ons hoofd kunnen opdreunen is natuurlijk te zot voor woorden. Zelfs als we dat echt zouden willen, zou de maatschappij zich niet zo laten kneden, zeker niet nu, anno 2012, alles wat we willen weten een paar muisklikken ver weg is en we in een vloek en een zucht een gesprek kunnen aanknopen met wie we maar willen.

Ten tweede vereist de door Weggeman geconstateerde ziekte helemaal geen ingrijpen. Je kan het natuurlijk allemaal heel erg vreselijk vinden in Nederland in 2012, maar het is niet aan de overheid om fatsoen en verstand te injecteren in de samenleving, of überhaupt om vast te stellen of een fatsoensinjectie nodig is. De samenleving moet en kan dat heel goed zelf doen.

Chagarijnige, hautaine cultuurpessimisten
Kunst en cultuur zijn belangrijk voor Nederland, en zij verdienen goede hoeders die niet alleen hart hebben voor de zaak, maar ook een goede case kunnen maken en mensen met een andere blik op de dingen over de streep kunnen trekken.

Gek genoeg roeren de zogenaamde “cultuurdragers” zich laatstelijk vooral vaak als chagarijnige, hautaine cultuurpessimisten die vooral preken voor eigen parochie. Het stuk van Weggeman is daar een schitterend voorbeeld van, en dat zou wellicht nog te verkroppen zijn als er een goed plan in stond, maar bij gebrek aan visie is het vooral zorgelijk.

Hoe oprecht de zorgen misschien ook zijn, zo’n zeurend zuurpruimenstuk kweekt nou niet echt een heel breed draagvlak in de samenleving, en gezien de voortdurende discussie over bezuinigingen op de cultuursector is dat een slechte zaak. Kunst en cultuur kunnen zich geen arrogant snobisme permitteren, en dat zouden mensen als Weggeman zich beter moeten realiseren.